Het probleem zat 'm niet in de volgorde van de scènes, of gebrek aan ideeën. Nee, het ging om het begin. En dan vooral het begin waarin Beatrijs en haar vriendin aankomen bij het Blair House.
Over het herschrijven van die introductie heb ik heel lang gedaan.
De inleiding - zoals hij was - was net iets te langgerekt en de spanning ebde weg uit een verhaal, voor het goed en wel was begonnen.
Het moest anders kunnen, daarvan was ik zeker, maar hoe moest ik dat aanpakken?
De sleutel lag in het personage Beatrijs, daarvan was ik ook zeker.
Het kan een hele toer zijn om je hoofdpersoon te introduceren. Je wilt dat de lezer er vrij snel een beeld bij kan vormen, maar dat wil je niet doen door eerst zijn/haar hele doopceel te lichtten.
Zo knaagde en herkauwde ik mijn kwestie.
Ik ontleedde 'm tot de essentiële vragen.
Het was alsof ik een schilderij aan het maken was. Wat moet de kijker (lezer) hier op zien?
Zo denkende kwam ik tot de volgende kernvragen (die vast ooit al door iemand anders die er meer verstand van heeft bedacht zijn):
De vijf W's:
- Wie - wie is mijn hoofdpersoon. Naam, geslacht, leeftijd
- Waar - waar is mijn hoofdpersoon. Locatie. Land. Stad. Huis.
- Wat - wat doet hij/zij op deze plek. Vakantie vieren. Huis zoeken.
- Waarom - waarom is hij /zij daar. Bv. beroepshalve, uitgenodigd.
- Wanneer - wanneer speelt dit verhaal. Seizoen. Jaar. Dag. Avond.
Bij elk antwoord schrapte ik de overbodige informatie. Die kan later in het verhaal terugkeren.
Dat Beatrijs gescheiden is, omdat haar man naar zijn jeugdliefde terugging is niet essentieel om meteen te vertellen. Dat kan heel goed later in het verhaal terugkeren.
Ik heb de wijsheid niet in pacht, maar wellicht kan mijn breingepuzzel jou verder kan helpen.
Succes.
Anita